De entreehal is zeer ruim, maar verschilt in hoogte niet van het grootste deel van de aanliggende ruimten, zoals het restaurant en het cursusgedeelte van het Kunstencentrum. Alleen in het
theatergedeelte is een hoge lobby vrijgehouden die plaats biedt aan een enorme muurschildering van de Japanse kunstenaar Michael Lin, geïnspireerd op een stof van Vlisco voor de Afrikaanse markt. Deze is van veraf zichtbaar.
Daarnaast is er, van buitenaf, een foyer zichtbaar met een spierwitte vrijstaande spiraaltrap die over verschillende
verdiepingen loopt. De treden worden aan het oog onttrokken door een elegante stalen wand. Bovenin leidt een luchtbrug naar het kantoorgedeelte.
De begane grond van de Kunstlinie bestaat uit een lange aaneenschakeling van witte kamers, gangen, patio’s en binnenpleinen, waar je op veel plaatsen doorheen kunt kijken. Aan de waterkant is een warmtesluis aangebracht, waarvan de vloer vrijwel aansluit op het watervlak. De stalen draagconstructie is op ingenieuze wijze verbonden met de overwegend glazen gevels. In de binnenruimten is nog slechts een minimum aantal ijle pijlers nodig om het geheel constructief
kloppend te maken. De lichtheid van de constructie correspondeert met die van de sfeer.
Sanaa schiep een grote hoeveelheid gelijkwaardige, doorschijnende ruimten, die in zekere zin doen ‘alsof ze er niet zijn’. De gebruiksfunctie had duidelijk nauwelijks invloed op het ontwerp. De bijna religieus aandoende architecturale schoonheid
voert volstrekt de boventoon.